+
DE

Individuum est ineffabile III

Er zijn prijzen te winnen aan de oever.

    

De eerste indruk die dit schilderij maakt is er één van onleesbaarheid. Er wordt een muur aan ornamenten opgetrokken waarin we meteen verdwalen. De voorstelling is druk en daardoor ook moeilijk toegankelijk.
Het enige rustpunt in dit werk is een verre waterpartij die zich langs een engte tot op de voorgrond gooit. Gestold, zilverachtig, doof en blind ligt zij voorover gedrukt, weerloos voor onze voeten, als kwik gespiegeld tussen twee fronten.
Rondom haar kromt de wereld zich op als kreupelhout. Met hoeken en ogen vechten aaneengeregen snoeren van zwavel zich langs een muur van kleur omhoog. Hier en daar verscherpen ze tot angels of stekelige doornen, elders ronden ze af tot zaden of vruchten.

    

Verscholen tussen al dit gekrioel is een schutter zijn geweer aan het richten. Zijn mikpunt ligt aan de overkant van het water: de vitruvius-mens. Niet dat we er meteen een universele mens in herkennen wanneer we zijn voorkomen wat nader beschouwen. De figuur lijkt wat verdierlijkt met zijn saterpoten en bevindt zich in het centrum van een soort totem of het hart van een heidens masker met horens en een lange, lichtblauwe bokkensik die zich onder water gooit en een bootje vormt waarop een vergroeide boom zich verder wentelt in de microkosmos op de achtergrond: een vader met kinderen, ruiters, een kerkspits…
Hoe dieper we het veld in kijken hoe verder we het mistige verleden lijken in te dwalen. Dit is het veilig nest van het pastorale, van de eeuwige wederkeer, een wereld met middelpunt en omloop, een agrarische of vroeg-stedelijke samenleving.

    

Deze bucolische leefgemeenschap is losgescheurd en op drift geraakt. Weldra zal dit vlot vermalen worden tussen de kaken van het postmoderne monster.
Vitruvius is het versplinterd individu dat opgeslokt is; we zien hem enkele malen als vormrijm terugkeren in het schilderij. Eens als ongelukkige gast van Procrustes, dan als drenkeling en laatst als gekruisigde.
De smekende of beschermende reflex van Vitruvius heeft niks uitgehaald, hij is opgeslokt in de machinerie van de moderne technologie, zijn woeste natuur is finaal aan banden gelegd, ontkend en ontwapend.

    

In dit alchemistisch vlechtwerk is Ichthus zijn kracht verloren. Zijn armen geamputeerd zit hij ineengedoken naast de schutter die gewoon zijn zin doet. Geen houden aan. Het verbindende van de christelijke cultuur heeft zonder zijn krachtige armen niet meer het vermogen om met haar mantel het volk te overkoepelen zoals het boven het autarkisch levend volkje wel nog het geval is. De verbinding is verbroken, de wereld opengescheurd, gefragmenteerd en gepolariseerd. Er is wildgroei. Het leidmotief is er niet meer om te snoeien en in banen te leiden. In de holen onder dit struikgewas ruiken demonen hun kans, worden ze als vanzelf opgeroepen; de roep om macht, een eigen orde, zelfverklaarde rechtvaardigheid. Daar verrijst ze, de wraakgodin met haar roede. Ze broedt haar eieren uit. Welk geslacht zal zij baren?

    

Wat een contrast met het uitgangspunt in de renaissance waarin de mens het middelpunt van alles was en een veelbelovende toekomst tegemoet ging; we kunnen dit zeer goed aflezen uit "de geboorte van Venus"van botticelli. Waar Venus vanuit het Westen door Zephyr naar het vasteland wordt geblazen en ontvangen wordt door een vruchtbaarheidsgodin, klaarstaand om Venus te bedekken met de mantel, daar is vandaag de ontvanger de schutter, is de mantels' schering en inslag ontrafeld en is het eenvoudige opzet van weleer losgeslagen in een wildgroei van levensvormen.

    

Venus is haar maagdelijkheid verloren en de vruchtbaarheid haar schroom. Als een vulkaan spuwt ze in vurige vlammen en in steeds grotere mate haar gebroed uit, eruptief de vlaktes in. De wereld is broeierig geworden. Haar oppervlakte is verweven tot één hedonistische cocon waaruit enkelingen zich razendsnel ontpoppen, eventjes schitteren en even snel terug uiteenspatten. Er zijn prijzen te winnen aan de oevers, in de schemerzone tussen water en vasteland, in de schiettent en aan de draaitafels.